Bloemetje 120. Een roos…

Door: Joris Leijten
Elke keer als ik een roos zie, heb ik daar verschillende associaties bij. Het is een prachtige bloem, symbool voor de liefde en trouw. Dat is vreemd omdat een roos ook een stekelige bloem is met al haar doornen die gemeen prikken. Ook komt steeds in mij op het kinderrijmpje “Ben je boos pluk een roos...”   Meisje Bloem zegt boos:Mijn vader werkt. Mijn moeder werkt. Ze kunnen niet bij mij zijn.’ Meisje Bloem zegt: ‘Ik ben boos op mijn vader. Ik ben boos op mijn moeder. Ze gaan altijd werken.’ Meisje Bloem denkt aan opa, die werkte niet. ‘Kom, Bloem, niet boos zijn’, zegt opa. Meisje Bloem krijgt een zoen. Maar dat helpt niet. Meisje Bloem pakt een doos. In de doos ligt een hoed. Meisje Bloem doet de hoed op. Opa zegt: Ben je boos, pluk een roos, zet hem op je hoed, dan ben je morgen weer goed.’ ‘Morgen pas weer goed!’ zegt Meisje Bloem, ‘dus dan mag ik vandáág boos blijven.’ (26. De Hoed)  Als Meisje Bloem leerde ik dat kinderrijmpje, op een moment dat ik boos was, van mijn moeder. Het is een traditie om volkswaarheden in kinderrijmpjes door te geven van ouder op kind. Het zijn kinderrijmpjes die al honderden en honderden jaren oud zijn en geen auteur kennen. Ze zijn gegroeid en aangepast en hebben een levensles, zo ontdekte ik. 

Continue Reading


Bloemetje 119. Wat moet mogen. 

Door Clémence Leijten.
Als Meisje Bloem op zolder is, hoort ze de harde wind. Ze is bang. ‘Straks waait misschien het dak er af’, zegt ze. ‘Hoe kan ik dat stoppen?’ Meisje Bloem denkt aan een huis zonder dak waar je zomaar naar binnen kunt kijken. Ze zegt: ‘Zonder het dak waaien de lakens van mijn bed.’ De gaatjes in haar ogen zijn groot. Meisje Bloem denkt diep na. ‘Er moet iets gebeuren’, zegt ze. Wat doet Meisje Bloem; wat vindt zij afdoende? Naast Meisje Bloem ligt een bol touw. ‘Ik weet wat’, zegt ze. Meisje Bloem windt het touwtje van de bol. Ze bindt het touwtje om een spijker in het dakraam. En dan neemt ze het andere eind van het touwtje mee naar de stoelpoot en knoopt het daar vast. ‘Zo’ zegt, ze, ‘nu kan er niks meer gebeuren.’ (4. Het touwtje) Het touwtje stelt haar gerust. Oei, Meisje Bloem zullen ze daar op de Technische Universiteit, blij mee zijn? Gaat dat werken? Volgens Meisje Bloem wél. Het is haar persoonlijke mening.

Continue Reading


Bloemetje 118. In Dialoog.

Door Joris Leijten.
Meisje Bloem gaat uit van haar eigen ervaringen en gedachten bij de voorwerpen die ze vindt.
De ervaringen maken haar concluderende stellingen zo, uniek en bijzonder. Na de vraag: “Maar Bloem, wat is dat dan? En de constatering
“Meisje Bloem denkt na over ...” volgt een korte beschrijving van het thema van wat ze heeft meegemaakt in het verhaaltje. 
Een voorbeeld: Maar Bloem, wat is dat dan, dromen? Meisje Bloem denkt na over dromen. Meisje Bloem zegt: ‘Dromen is als je niet meer zelf hoeft te denken. Je gaat vanzelf op reis.’ Meisje Bloem zegt: ‘Soms is het niet leuk. Dan moet je wakker worden en even gaan plassen. En als het wél leuk is, dan lig je lekker tevreden in je bed te lachen.’ (38. De deken)

Continue Reading


Bloemetje 117. De inktlap

Door Clémence Leijten.

Meisje Bloem herkent op de zolder liefdesbrieven die ooit zijn geschreven. Meisje Bloem doet een doos open. In de doos zit een stapeltje papier. Met een blauwe strik eromheen. ‘Brieven’, zegt ze. Wie heeft die geschreven, Bloem? Meisje Bloem draait het pakje om en leest: ‘Van Joop voor Klaartje.’ ‘Dat zijn namen’, zegt Meisje Bloem. Meisje Bloem zegt: ‘Joop wil met Klaartje trouwen.’  (7. De brieven) Meisje Bloem weet in deze tijd van e-mail post nog wat papieren brieven zijn. Meisje Bloem weet in deze tijd van nogal wat ouders die van elkaar scheiden, nog, wat “trouwen” betekent.
Wat is trouwen voor haar? Meisje Bloem zegt: ‘Trouwen is dat je belooft dat je altijd bij elkaar zult blijven en dat je voor elkaar zult zorgen.’  Meisje Bloem is wel een kind van haar eigen tijd. Want ze zegt ook, geëmancipeerd:  ‘Ik wil wel altijd voor mijn vriend zorgen, maar dan moet mijn vriend ook altijd zorgen voor mij.’ Mensen zullen altijd dingen herkennen, ook als de dingen van vroeger zijn, omdat alle dingen een universeel element hebben en zijn van alle tijden. Dat was de boodschap van Bloemetje 116. Bewaard! Joris vraagt zich wel af of er ook dingen van vroeger zijn, die niemand nu meer zou herkennen. Ik dacht daarover na.

Continue Reading